uitademde
- uit·adem·de
vervoeging van |
---|
uitademen |
uitademde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitademen
- ... dat ik uitademde.
- ... dat jij uitademde.
- ... dat hij, zij, het uitademde.
- ... dat ik uitademde.
- Het woord uitademde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.