treuzelden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: treuzelden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- treu·zel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
treuzelen |
treuzelden
- meervoud verleden tijd van treuzelen
- Wij treuzelden.
- Jullie treuzelden.
- Zij treuzelden.
- Wij treuzelden.