trepaneerden
- tre·pa·neer·den
vervoeging van |
---|
trepaneren |
trepaneerden
- meervoud verleden tijd van trepaneren
- Wij trepaneerden.
- Jullie trepaneerden.
- Zij trepaneerden.
- Wij trepaneerden.
- Het woord trepaneerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.