Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trans·la·teer

Werkwoord

vervoeging van
translateren

translateer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van translateren
    • Ik translateer. 
  2. gebiedende wijs van translateren
    • Translateer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van translateren
    • Translateer je?