torende
- to·ren·de
vervoeging van |
---|
torenen |
torende
- enkelvoud verleden tijd van torenen
- Ik torende.
- Jij torende.
- Hij, zij, het torende.
- Ik torende.
- Het woord torende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
torenen |
torende