toonde
- toon·de
vervoeging van |
---|
tonen |
toonde
- enkelvoud verleden tijd van tonen
- Ik toonde.
- Jij toonde.
- Hij, zij, het toonde.
- Ik toonde.
- ▸ Ze heeft vele mooie herinneringen aan hem en toonde ons wel eens vol trots krantenartikelen en foto’s uit de tijd dat hij Minister van Oorlog en Marine was, tussen 1948 en 1950.[1]
- Het woord toonde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers