tonsureer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ton·su·reer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tonsureren |
tonsureer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tonsureren
- Ik tonsureer.
- gebiedende wijs van tonsureren
- Tonsureer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tonsureren
- Tonsureer je?