Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ton·su·reer

Werkwoord

vervoeging van
tonsureren

tonsureer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tonsureren
    • Ik tonsureer. 
  2. gebiedende wijs van tonsureren
    • Tonsureer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tonsureren
    • Tonsureer je?