Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·zendt

Werkwoord

vervoeging van
toezenden

toezendt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toezenden
    • ... dat jij toezendt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toezenden
    • ... dat hij toezendt. 

Gangbaarheid