toeliet
- toe·liet
vervoeging van |
---|
toelaten |
toeliet
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van toelaten
- ... dat ik toeliet.
- ... dat jij toeliet.
- ... dat hij, zij, het toeliet.
- ... dat ik toeliet.
- ▸ Voor Lauritz was het licht minder romantisch. In de midzomertijd werd als het weer het toeliet het hooi binnengehaald op Osteroy.[1]
- Het woord toeliet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691