Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tjokt

Werkwoord

vervoeging van
tjokken

tjokt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tjokken
    • Jij tjokt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tjokken
    • Hij tjokt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tjokken
    • Tjokt! 

Gangbaarheid