• thuis·laat
vervoeging van
thuislaten

thuislaat

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuislaten
    • ... dat ik thuislaat. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuislaten
    • ... dat jij thuislaat. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuislaten
    • ... dat hij thuislaat.