tewerkstelden
- te·werk·stel·den
vervoeging van |
---|
tewerkstellen |
tewerkstelden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van tewerkstellen
- ...dat wij tewerkstelden.
- ...dat jullie tewerkstelden.
- ...dat zij tewerkstelden.
- ...dat wij tewerkstelden.
vervoeging van |
---|
tewerkstellen |
tewerkstelden