• te·rug·ver·huis·de
vervoeging van
terugverhuizen

terugverhuisde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van terugverhuizen
    • ... dat ik terugverhuisde. 
    • ... dat jij terugverhuisde. 
    • ... dat hij, zij, het terugverhuisde.