Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·denkt

Werkwoord

vervoeging van
terugdenken

terugdenkt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugdenken
    • ... dat jij terugdenkt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugdenken
    • ... dat hij terugdenkt.