Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·le·vi·sie·keek

Werkwoord

vervoeging van
televisiekijken

televisiekeek

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van televisiekijken
    • ... dat ik televisiekeek. 
    • ... dat jij televisiekeek. 
    • ... dat hij, zij, het televisiekeek.