Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·kort·kwam

Werkwoord

vervoeging van
tekortkomen

tekortkwam

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van tekortkomen
    • ... dat ik tekortkwam. 
    • ... dat jij tekortkwam. 
    • ... dat hij, zij, het tekortkwam.