Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·tert

Werkwoord

vervoeging van
tateren

tatert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tateren
    • Jij tatert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tateren
    • Hij tatert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tateren
    • Tatert! 

Gangbaarheid