Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tam·pon·neert

Werkwoord

vervoeging van
tamponneren

tamponneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tamponneren
    • Jij tamponneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tamponneren
    • Hij tamponneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tamponneren
    • Tamponneert! 

Gangbaarheid