Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tam·pon·neer·den

Werkwoord

vervoeging van
tamponneren

tamponneerden

  1. meervoud verleden tijd van tamponneren
    • Wij tamponneerden. 
    • Jullie tamponneerden. 
    • Zij tamponneerden. 

Gangbaarheid