taalcursusjes

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  taalcursusjes    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• taal·cur·sus·jes

Zelfstandig naamwoord

de taalcursusjes mv

1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord taalcursus

Gangbaarheid

• Het woord taalcursusjes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.