vervoeging
onbepaalde wijs to  succeed 
he/she/it  succeeds 
verleden tijd  succeeded 
voltooid
deelwoord
 succeeded 
onvoltooid
deelwoord
 succeeding 
gebiedende wijs  succeed 

succeed

  1. opvolgen
    «The king's eldest son succeeds his father on the throne.»
    De oudste zoon van de koning volgt zijn vader op.
  2. ergens in slagen