stukliep
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stuk·liep
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stuklopen |
stukliep
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van stuklopen
- ... dat ik stukliep.
- ... dat jij stukliep.
- ... dat hij, zij, het stukliep.
- ... dat ik stukliep.