strompelde aan
- strom·pel·de aan
vervoeging van |
---|
aanstrompelen |
strompelde aan
- enkelvoud verleden tijd van aanstrompelen
- Ik strompelde aan.
- Jij strompelde aan.
- Hij, zij, het strompelde aan.
- Ik strompelde aan.
- Het woord strompelde aan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.