• stren·gelt
vervoeging van
strengelen

strengelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strengelen
    • Jij strengelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strengelen
    • Hij strengelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van strengelen
    • Strengelt!