• stoof·peer·tjes

de stoofpeertjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord stoofpeer
     Sinaasappels met kruidnagels erin geven ons een herfstig gevoel en bij de stoofpeertjes hoort pijpkaneel.[1]
     Wouter en Koen Klein Teeselink uit Markelo logeren in Rietmolen. Ook voor hen geldt: thuis is de school dicht en alle kinderen hebben huiswerk. „We hoeven wel minder lang te werken”, zegt Koen. „Normaal zes uur, nu vier.” Daardoor blijft er dus tijd over voor meer. Zoals een jamverkooppunt. Er is keus uit pruimenjam, appelmoes en stoofpeertjes van eigen bomen.[2]
  1.   Weblink bron
    Bastiaan Nagtegaal
    “Steek je neus eens in dat kruidenrek” (29 januari 2021) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Peter Zandee
    “Jamverkoop in ballingschap tussen Rietmolen en De Hoeve” (22-03-2020), Tubantia