• stom·mi·tei·ten

de stommiteitenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stommiteit
     Ze voelde zich enorm eenzaam dat jaar. En ze had ook een aantal stommiteiten begaan in die eenzaamheid. Maar ze was tenslotte nog zo jong, nog maar twintig.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767