• springt
vervoeging van
springen

springt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van springen
    • Jij springt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van springen
    • Hij springt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van springen
    • Springt! 
     Áls je zo midden in de nacht naar beneden springt met een parachute, ja ik weet er niets van, maar ik neem aan dat het midden in de nacht moet zijn, dan ben je toch enorm bang?'Hij verzekerde haar dat hij niet bang zou zijn.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628265