Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spoedt

Werkwoord

vervoeging van
spoeden

spoedt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spoeden
    • Jij spoedt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spoeden
    • Hij spoedt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van spoeden
    • Spoedt!