spijsde
- spijs·de
vervoeging van |
---|
spijzen |
spijsde
- enkelvoud verleden tijd van spijzen
- Ik spijsde.
- Jij spijsde.
- Hij, zij, het spijsde.
- Ik spijsde.
- Het woord spijsde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
spijzen |
spijsde