Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spet·tert

Werkwoord

vervoeging van
spetteren

spettert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spetteren
    • Jij spettert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spetteren
    • Hij spettert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van spetteren
    • Spettert!