Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spaar·de

Werkwoord

vervoeging van
sparen

spaarde

  1. enkelvoud verleden tijd van sparen
    • Ik spaarde. 
    • Jij spaarde. 
    • Hij, zij, het spaarde. 
     Maar Duitsland spaarde hen en liet hen ongestoord naar hun eiland vliegen om hun wonden te likken.[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142