sorteerde uit
- sor·teer·de uit
vervoeging van |
---|
uitsorteren |
sorteerde uit
- enkelvoud verleden tijd van uitsorteren
- Ik sorteerde uit.
- Jij sorteerde uit.
- Hij, zij, het sorteerde uit.
- Ik sorteerde uit.
- Het woord sorteerde uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.