sobreabundar
- so·bre·a·bun·dar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sobreabundar |
sobreabundaba |
sobreabundado |
volledig |
sobreabundar
- onovergankelijk overdadig zijn, overvloedig aanwezig zijn
- overvloed hebben van
- sobreabundar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española