sneerde
- sneer·de
vervoeging van |
---|
sneren |
sneerde
- enkelvoud verleden tijd van sneren
- Ik sneerde.
- Jij sneerde.
- Hij, zij, het sneerde.
- Ik sneerde.
- Het woord sneerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
sneren |
sneerde