• slorp
vervoeging van
slorpen

slorp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slorpen
    • Ik slorp. 
  2. gebiedende wijs van slorpen
    • Slorp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slorpen
    • Slorp je? 
45 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be