Oudnoords

Woordafbreking
  • breg·ða
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
skeiða
skeiðar
skeiðaði
skeiðat
Klasse 1 zwak volledig

Werkwoord

skeiða

  1. in de schede steken, in het foedraal steken