Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sig·neer

Werkwoord

vervoeging van
signeren

signeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van signeren
    • Ik signeer. 
  2. gebiedende wijs van signeren
    • Signeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van signeren
    • Signeer je?