schuitje
- schuit·je
het schuitje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord schuit
- (werktuigbouwkunde) houdertje voor de schietspoel in een weef-of naaimachine
- ▸ Houd de spoelhouder aan de draaisluiting vast. (5)- Plaats deze in het schuitje. (6).[1]
- In hetzelfde schuitje varen/zitten
Gezamenlijk in dezelfde (vaak ongunstige) omstandigheden verkeren, hetzelfde lot ondergaan
- Het woord schuitje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schuitje" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “Handleiding Silvercrest SNM 33 A1 - IAN 67073”, gebruikershandleiding.com
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be