schopte achteruit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schop·te ach·ter·uit
Werkwoord
vervoeging van |
---|
achteruitschoppen |
schopte achteruit
- enkelvoud verleden tijd van achteruitschoppen
- Ik schopte achteruit.
- Jij schopte achteruit.
- Hij, zij, het schopte achteruit.
- Ik schopte achteruit.