scheelden
- scheel·den
vervoeging van |
---|
schelen |
scheelden
- meervoud verleden tijd van schelen
- Wij scheelden.
- Jullie scheelden.
- Zij scheelden.
- Wij scheelden.
- ▸ Wandelstokken? Inderdaad, ik was met de trend meegegaan en had een paar Leki Thermalite-wandelstokken aangeschaft. Deze deden ook dienst als tentpalen, twee vliegen in een klap dus. In totaal scheelden deze multifunctionele stokken mij 350 gram aan gewicht.[1]
- Het woord scheelden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers