• sam·men·lig·ner
Naar frequentie 20502

sammenligner

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van sammenligne
    «De mener rapporten sammenligner epler og pærer slik den offisielle statistikken er brukt.»
    Ze zijn van mening dat het rapport appels en peren vergelijkt zoals de officiële statistieken worden gebruikt.