samenvoegt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: samenvoegt (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sa·men·voegt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
samenvoegen |
samenvoegt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenvoegen
- ... dat jij samenvoegt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenvoegen
- ... dat hij samenvoegt.