rugbyt
- rug·byt
vervoeging van |
---|
rugbyen |
rugbyt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rugbyen
- Jij rugbyt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rugbyen
- Hij rugbyt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rugbyen
- Rugbyt!
- Het woord rugbyt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.