• rug·byt
vervoeging van
rugbyen

rugbyt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rugbyen
    • Jij rugbyt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rugbyen
    • Hij rugbyt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rugbyen
    • Rugbyt!