rubriceerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rubriceerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ru·bri·ceer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rubriceren |
rubriceerde
- enkelvoud verleden tijd van rubriceren
- Ik rubriceerde.
- Jij rubriceerde.
- Hij, zij, het rubriceerde.
- Ik rubriceerde.