routeert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rou·teert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
routeren |
routeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van routeren
- Jij routeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van routeren
- Hij routeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van routeren
- Routeert!
Gangbaarheid
- Het woord routeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.