Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rond·toer·den

Werkwoord

vervoeging van
rondtoeren

rondtoerden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van rondtoeren
    • ...dat wij rondtoerden. 
    • ...dat jullie rondtoerden. 
    • ...dat zij rondtoerden. 

Gangbaarheid