Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rond·dans·te

Werkwoord

vervoeging van
ronddansen

ronddanste

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van ronddansen
    • ... dat ik ronddanste. 
    • ... dat jij ronddanste. 
    • ... dat hij, zij, het ronddanste. 

Gangbaarheid