Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roe·ze·moes·de

Werkwoord

vervoeging van
roezemoezen

roezemoesde

  1. enkelvoud verleden tijd van roezemoezen
    • Ik roezemoesde. 
    • Jij roezemoesde. 
    • Hij, zij, het roezemoesde.