vervoeging
onbepaalde wijs to  reproduce 
he/she/it  reproduces 
verleden tijd  reproduced 
voltooid
deelwoord
 reproduced 
onvoltooid
deelwoord
 reproducing 
gebiedende wijs  reproduce 

reproduce

  1. voortplanten
    «Humans and other mammals reproduce with their genitals.»
    Mensen en andere zoogdieren planten zich voort met hun geslachtsdelen



vervoeging van
reproducir

reproduce

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van reproducir
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van reproducir