Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·no·veert

Werkwoord

vervoeging van
renoveren

renoveert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van renoveren
    • Jij renoveert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van renoveren
    • Hij renoveert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van renoveren
    • Renoveert!